vrijdag 4 januari 2013

De Toren van Eersel

De Klokken van Eersel

Tweede kerstdag bracht een verlossende mail voor me over het Zilveren Ei (zie link voor meer details). Het ging eindelijk gebeuren! Het ei lag in de kerktoren van Eersel. Euforisch was ik. Ik groette die dag de buurvrouw met mijn breedste lach, gaf mijn cavia's extra voer en keek de hele avond geen TV. Oooh, was die wonderschone dag maar nooit voorbijgegaan.

Het onheil naderde echter zonder dat ik het in de gaten had. Het stond klaar, daar, achter de deur van de volgende dag. En omdat in mijn naiviteit mijn hart altijd open, kwetsbaar en vol hoop is, kwam de klap die daarop volgde extra hard aan.

Het was nog niet zo eenvoudig om de kerktoren van Eersel binnen te komen. De pastoor was vriendelijk maar delegeerde deze taak aan de koster. Maar de koster was slecht ter been en was dus niet bij machte de toren te beklimmen. Dus verwees de koster me weer door naar de hulpkoster. Ik verwachtte nog een assistenthulpkoster en een assistenthulpkoster in opleiding, maar het bleef gelukkig bij die hulpkoster. Jan Maas was zijn naam.

Hulpkoster Jan Maas
"Wilt u ook de kerktoren binnen?", sprak mijnheer Maas in zijn langzame, wat raadselachtige toon, "Dan bent u al de tweede in korte tijd". Schrik. "Wat, hoezo tweede?", antwoordde ik twijfelend. "Ja, afgelopen zaterdag zijn er een aantal jongens in de kerktoren geweest. Die hebben een kistje meegenomen. Ze wilde de zaterdag ervoor komen maar toen was er een begrafenis". Een schokgolf door mijn ruggegraat. "Uhhh, ik bel U later wel terug...". Het duizelde. Weer te laat!

Waarom ik de dag erna de hulpkoster weer terugbelde weet ik niet, maar je hoort zoiets vaker van mensen die het verdriet recht in de ogen willen zien. Ik wilde toch de kerktoren in.

De Vlonder in de Toren inclusief Controlekamertje

Op de afgesproken tijd stond Jan Maas al voor de kerktoren op me te wachten. Hij glimlachte wat onbeholpen naar me.
- "Mijnheer van de Biggelaar?"
- "Ja, aangenaam" (we schudden handen)
- "Jan Maas"                                    
- "Harrie van de Biggelaar"
- "Ja, ik weet niet waarvoor u nog komt, maar de schat is al weg"
- "Ik... ik weet het, ik wil dadelijk naar de plek kijken, maar kunt U me eerst vertellen wie die jongens waren? Wat weet U van hen?"
- "Het waren drie jongens, eentje was op vakantie dus ze hadden een andere meegenomen. Het waren heel voorkomende jongens uit Riethoven." [Aahhh, dus het waren waarschijnlijk dezelfden, geen vreemde inmenging vanuit Bergeijk]
- "Hoe oud waren ze?"
- "Ongeveer 16 a 17 jaar. Ze zaten op het Sondervick college zeiden ze." [Mmm, interessante informatie]
- "Maarre... vond U het niet vreemd dat die jongens iets kwamen zoeken in de toren? En daar ook nog iets vonden?"
- "Uhhh, nee. Ik dacht dat het een of andere speurtocht was." [Arrrgh, een speurtocht, wat bezielde deze man? Had hij te veel naar Fort Boyard gekeken of zo?]
- "Dacht U niet die gaan er vandoor met iets wat de kerk toebehoort?"
- "Nee, ach nee." [Help! Wat een flegmatiek!]
De  grote Sleutelbos van Mijnheer Maas
En veel meer kwam niet uit deze diender. Hij deed gewoon zijn werk en stelde er verder geen vragen bij. Ik vroeg daarom maar om de plek te gaan bekijken waar het kistje gevonden was. Hij greep naar zijn enorme sleutelbos en na enige tijd had hij de juiste sleutel voor het deurtje naar boven gevonden. Een smalle wenteltrap met loodrechte glas-in-lood raampjes wees de weg naar de toren. We bereikten verrassend snel de top.

Het Deurtje naar boven achter een Kerstboom
Boven was een grote vlonder waar de klokken hingen, een klein ingebouwd controlekamertje, en rechts wees hij mij de nis waar het kistje al die tijd gelegen had. Hij keek me aan met een onbeholpen grimas. Iets wat tussen spot en medelijden in zat. Hij zag de pijn in mijn ogen en keek snel naar de grond.

De Nis waar het Kistje had gelegen...
Niet veel later nam ik zwijgend afscheid van hem. Op weg naar bushalte 150 (lijn Reusel - Eindhoven) begon het lichtjes te regenen. De bus was gelukkig op tijd. Binnen keek ik mistroostig uit het beslagen raam. Schuin voor me zeurde een kind om snoep bij haar moeder. Achter me hoorde ik een stelletje giechelen. Het leek wel of ik niet meer deel uitmaakte van deze wereld.

Thuis bleef ik maar met 1 vraag zitten. Waarom hadden ze me hoop gegeven door die mail te sturen, om me daarna zo genadeloos af te straffen? Heb ik iets misdaan? Ik heb Ferry Koolen nota bene nog duizend maal bedankt voor zijn actie. Maar ik had hem in plaats daarvan moeten uitroken en martelen. Laten spartelen hangend aan de kerkklokken terwijl het 12 uur slaat.

Maar zo ben ik niet. Ik voel me zo alleen, zo in de steek gelaten door de mensheid. Ik weet niet of ik dit nog aan kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten